Duits
Duits
- Bucht: bocht, golf
- Gebirge: gebergte
- Insel: eiland
- Inseln: eilanden
- Kanal: kanaal
- Meer: zee
- nieder: neder, laag
- nord: noord, noordelijk
- ober: opper, boven
- ost: oostelijk
- Sand: zand
- See: meer
- Sund: zee-engte
- tief: diep
- Tiefebene: laagvlakte
- Tiefland: laagland
- Venn: veen
- Wald: woud